Set-up Programma blauwdruk voor toolkit clubs NOC*NSF

Set-up Programma blauwdruk voor toolkit clubs NOC*NSF

Gepubliceerd op 15 januari 2024

Het Set-up Programma, dat erop is gericht om verenigingen te helpen bij het maken van een professionaliseringsslag, werpt inmiddels vijf jaar zijn vruchten af. Het pionierswerk van de Nevobo trok enige tijd terug al de aandacht van NOC*NSF en nu is er een toolkit voor alle sportclubs, die deze weg willen inslaan.

Het Set-up Programma heeft zich binnen de volleybalsport ontwikkeld tot een succesvolle bijdrage aan het professionaliseren van sportverenigingen, die een belangrijke rol in de maatschappij innemen. De clubs zijn doorgaans afhankelijk van vrijwilligers, van wie steeds meer wordt gevraagd. Dat signaal pikte de Nevobo destijds op en inmiddels draait het Set-up Programma al ruim vijf jaar. Daar maken maar liefst 53 clubs gebruik van; verenigingen die nog eens 180 andere clubs vanuit het programma ondersteuning bieden. Het doel: 75 Set-up Clubs die in totaal nog meer clubs bij de hand nemen en landelijke dekking.

Oplossingen creëren
“Die vrijwilligers zijn onmisbaar bij verenigingen en zullen altijd nodig zijn. Maar een professional binnen een club kan veel druk wegnemen door als spil de vrijwilligers te ondersteunen of juist werk te doen waar vrijwilligers niet aan toe komen. Daarnaast kan deze betaalde kracht ook door zijn of haar kennis oplossingen creëren voor problemen waar clubs tegen aanlopen”, zegt Dorien Tenhaeff, projectleider bij de Nevobo en voor een aantal uren per week gedetacheerd bij NOC*NSF om haar ervaring en kennis met andere bonden en betrokken partijen te delen.

Uitdagingen
Het zal niemand verbazen dat sportverenigingen – los van de tak van sport – veel overeenkomsten hebben en ook gedeelde uitdagingen. Tenhaeff: “Bij clubs spelen vaak soortgelijke thema’s. Denk alleen al aan het aantrekken van voldoende leden en vrijwilligers en het financieren van de accommodatie. Samen optrekken is dan een win-win. Het professionaliseren van verenigingen is een vraag waar elke club zich vroeg of laat over buigt. Je ziet dat steeds meer clubs een beroepskracht in dienst nemen en er veel clubs zijn die dat ook willen, maar nog niet precies weten hoe daar vorm aan te geven. Aan de ervaringen die wij inmiddels in de afgelopen vijf jaar hebben opgedaan, kunnen natuurlijk ook clubs in andere sporten wat hebben.”

Olievlek
Steeds meer sportbonden krijgen daar oog voor en willen de verenigingen in hun achterban daarbij ondersteunen. De zwembond was een van de eerste bonden die na de Nevobo de koe bij de horens vatte. Tenhaeff heeft haar verhaal inmiddels bij veel meer bonden gedaan en merkt dat de boodschap zich als een olievlek door sportland verspreidt.

De toolkit van NOC*NSF, waaraan Dorien en de Nevobo ook hun steentje hebben bijgedragen, helpt verenigingen in stappen toe te werken naar een meer structurele, professionele aanpak door onder meer het aanstellen van een beroepskracht. Die zorgt niet alleen intern voor meer efficiëntie, maar ook daarbuiten. “Minder bekend is hoe het Set-up Programma is geïntegreerd in allerlei andere interventies, domeinen, projecten en programma’s die normaal op zichzelf staan maar nu juist onderdeel van ons proces zijn geworden. Een voorbeeld is het inzetten van procesbegeleiding van de Rabobank of het Sportakkoord. Stel dat een vereniging wil professionaliseren, dan dient duidelijk te zijn wat hun ambities zijn en wat daarvoor nodig is. Een procesbegeleider is de uitgewezen persoon om daarbij te helpen.”

Ook in de nabije toekomst staan bijeenkomsten met clubs op het programma, waarin ervaringen worden gedeeld. “Met die ervaringen kunnen we de toolkit weer verrijken”, aldus Tenhaeff.

Meerwaarde
Dat niet elke vereniging in staat is dit zelfstandig dit te bekostigen, is een feit, weet Tenhaeff. “Juist in de toolkit wordt ook een duidelijk beeld geschetst van hoe je met meerdere verenigingen kunt samenwerken om toch een beroepskracht aan te nemen. Wanneer je elkaar vindt in ambities, kun je samen een eenduidig takenpakket maken en gezamenlijk de financiering rondkrijgen.”

Daarbij is ook de continuïteit een doel op zich. “De afgelopen jaren werden met subsidies en initiatieven vanuit de overheid twee- of vierjarige programma’s met de inzet van vrijwilligers opgezet en werd er niet zozeer gekeken naar hoe dat overeind te houden zonder financiering. Een beroepskracht heeft een meer duurzaam karakter en kan ook in dat opzicht zorgen voor continuïteit.”